Molenaar worden
De opleiding tot molenaar geschiedt onder verantwoordelijkheid van het Gilde Van Molenaars (GVM). Het examen wordt afgenomen onder verantwoordelijkheid van de vereniging De Hollandsche Molen.
Wanneer men besloten heeft in opleiding te gaan om vrijwillige molenaar te worden, moet men zich aanmelden als lid van het landelijke Gilde Van Molenaars. Op het inschrijfformulier geeft men aan dat men ‘leerling-molenaar’ wil worden.
Het landelijke GVM heeft provinciale afdelingen. Als men zich als lid heeft aangemeld, zal iemand van het bestuur van de provinciale afdeling (in ons geval Zuid-Holland) contact opnemen. Wanneer men zelf nog niet heeft rondgekeken voor een opleidingsmolen met een door het GVM erkende instructeur, zal de keuze of aanwijzing van een instructeur gebeuren in overleg met het bestuur van de afdeling Zuid-Holland van het GVM. Die instructeur speelt een belangrijke rol in de opleiding! Men zal vooral veel praktijkervaring opdoen op zijn molen. Toch kan men ook zelf kiezen voor het opdoen van praktijkervaring op andere molens, want iedere gediplomeerde molenaar is bevoegd om praktijkuren in het ‘maalboekje’ af te tekenen. In overleg met de vaste instructeur wordt meestal besloten op welke verschillende molens praktijkervaring opgedaan moet worden. Het opdoen van ervaring op verschillende molens is bijzonder belangrijk, omdat men van te voren nooit weet op wat voor molen het examen afgelegd moet worden.
Bij het bestuderen van de theorie kan men profijt hebben van het volgen van de reeks theorielessen die elk winterseizoen gegeven worden; voor Zuid-Holland is dat meestal op vrijdagavonden in de korenmolen van Maassluis. Verplicht zijn die lessen niet.
Het is de instructeur die bepaalt wanneer men ver genoeg is om examen te gaan doen. Dat examen doen gebeurt in twee stappen. Eerst doet men een soort ‘proefexamen’ en dat wordt door de provinciale afdeling afgenomen. Tot voor kort wist men pas een week van tevoren op welke (wat voor soort!) molen men dat proefexamen moet doen. Tegenwoordig schijnt men dat al iets eerder te horen te krijgen. Slaagt men voor het proefexamen, dan kan men zich opgeven voor het echte, landelijke examen. Ook dan moet men weer afwachten op wat voor molen het examen plaatsvindt. Slaagt men voor dat examen, dan is men vanaf dat moment ‘gediplomeerd vrijwillige molenaar’, ondanks het feit dat het diploma pas wordt uitgereikt tijdens de eerstvolgende Algemene Ledenvergadering van de Vereniging De Hollandsche Molen (meestal in maart of april en meestal in het gebouw van het Koninklijk Instituut voor de Tropen in Amsterdam).
De zaterdag is voor het hele land ‘molendag’. Bijna alle praktijkervaring zal men dus op moeten doen op zaterdagen. Sommige molenaars (instructeurs) draaien de hele dag, anderen draaien maar een gedeelte van de dag. Er zijn molens in Nederland die ook op andere dagen draaien en daar zou men dus op andere dagen dan zaterdag ‘uren kunnen maken’. Verder moet men niet vergeten, dat er prettige en minder prettige instructeurs en molenaars zijn. Alles bij elkaar geeft het bijzonder veel voldoening wanneer men na een met goed gevolg afgelegd examen de speld van het GVM uitgereikt krijgt. Vanaf dat moment is men bevoegd om op iedere molen in Nederland te draaien!
Als ‘lid in opleiding’ betaalt men € 22 per jaar voor het GVM en eenmalig € 47,50 voor het cursuspakket.
Zie ook www.gildevanmolenaars.nl